Column

Ome Ed en de Broeders van Liefde

16-03-2010
‘Krég nâh niks - Gerrie! Ben je weer eens in het land?’ Ome Ed schuift een stoel bij aan onze stamtafel in de snackbar. Het komt inderdaad niet vaak voor dat Gerrie er is. Hij heeft al jaren geleden zijn kroeg verkocht en renteniert aan een of ander Costa in Spanje. ‘Waarom ben je hier?’, vraag ik. ‘Ik moet straks naar een familiebarbecue op Ockenburgh. Doet mij een Spa Geel, Magtin.’ ‘Was het druk op Schiphol?’, vraagt deze, terwijl hij met een soepel gebaar een paar halve literflessen ontkurkt. ‘Ongetwijfeld’, zegt Gerrie, ‘maar ik ben via Rotterdam gevlogen.’ Ome Ed knikt instemmend. ‘Alles beter dan Schiphol. Mij zie je daar nooit meer. De laatste keer dat ik er was kreeg ik een total bodycheck. Sta ik naakt voorovergebukt in zo’n hokkie, komt er een vieze ouwe man met van de zweterige plastic handschoentjes, en die steekt zó  - pats! - twee vingers in mijn kont. ‘Wat verschrikkelijk!’, roept Martin. ‘Nee hoor’, zegt Ome Ed. ‘Ik vond dat niet erg. Ik kende dat al, want ik heb vroeger bij de misdienaars gezeten.’ Even blijft het stil. ‘Meer dan tweehonderd aangiftes van sexueel misbruik. En dat is nog maar het topje van de ijsberg’, zeg ik. Ome Ed schudt meewarig zijn hoofd. ‘Allemaal viezerikken. De Broeders van Liefde, ja, me reet. Dat noemt zich dan geestelijk. Geestelijk gestoord, dát zijn ze. Ik snap niet dat ze daar mee wegkomen. En het gebeurd over de hele wereld joh! Iedere andere organisatie die op zo’n grote schaal kinderen misbruikt zou allang verboden zijn.’ ‘De bisschoppen hebben wel goed gereageerd’, zeg ik. ‘Die hebben gezegd dat het hun diep raakt.’ ‘Mooi. Weten ze zelf ook eens hoe dat voelt’, snauwt Ome Ed. Gerrie valt hem bij. ‘ Ik heb niks met die katholieken. Nou ja, ik heb één ding gemeen met de paus: ik heb ook een hekel aan condooms. En wat geloof jij, Sjaak?’ Eigenlijk wil ik niks antwoorden, maar de blikken van de drie wijzen uit het Bezuidenhout blijven op mij gericht. Ik zucht. ‘Wat ik geloof? Wat ik persóónlijk geloof? Ik geloof.... dat ik nog een biertje neem.’