Column

De gouden uiver

14-01-2013
Mijn oren waren diepbevroren. Daar kwam ik pas achter toen ik op de eerste hulp van Bronovo werd opgewarmd. Zelf dacht ik dat het wel goed met mij ging;  de duinwachter van Dunea dacht daar anders over. Hij plukte mij, stijf als en plank, op zondagavond uit de duinen van Meyendel. Met eerstegraads bevriezingsverschijnselen. Niet zo vreemd, ik zat er al een uur of zeven. Doodstil. Het is immers een stiltegebied. Maar ik zat daar niet zomaar. Ik was aan het tellen. Ooievaars. Een heilige plicht voor iedere Hagenaar. Eenmaal in je leven moet je ‘t gedaan hebben: een pilgrimage naar het leefgebied van ons stadswapen, de ooievaar. Dankzij de stichting Stork, die wetenschappelijk onderzoek verricht, is er een afgebakende periode waarin wij onze hoogpotige snavelaar tellen: het tweede weekend van februari. Maar waarom zat ik in de duinen, hoor ik u denken? Aha! U bent geen kenner. Wie het stadswapen goed observeert – zoals ik tot in den treure heb gedaan – ziet dat de Haagse ooivaar iets in de bek heeft. Een zwarte slang, om precies te zijn. Die komt alleen nog voor in ons duingebied. En je wil natuurlijk wel een echte Háágse ooievaar spotten. Niet zo’n flut-exemplaar dat je ook in Meppel kunt aantreffen. De teller staat nu – landelijk – op 521 gespotte ooievaars. De meesten werden aangetroffen in en om Den Haag. Daar mogen we best trots op zijn. Wij hebben de gouden uiver! Overigens moeten de geringde ooievaars nog worden verwerkt. Ik wil niet uit de school klappen maar kan u wél alvast vertellen dat de T189 is aangetroffen in het Haagse kustgebied. Drie keer raden door wie. Mocht u denken dat ik wel gek lijk om in de kou in de duinen te bivakkeren: niet de minste personen houden zich bezig met het tellen van ooievaars. Een citaat uit een observatierapport: ‘Nog nooit in mijn leven heb ik een zwarte ooievaar op het Loo gezien. Gelet op zijn ruststand was de vogel zeer vermoeid’.  Was getekend: prof. Mr. Pieter van Vollenhoven. Hoort u het ook eens van een ander. Als ik aan zíjn bevroren oren denk, warmen die van mij vanzelf op.