Column

Ard van der Stof

30-01-2016
Je ziet het wel 'ns in science-fictionfilms: de openbare ruimte oogt heel anders. Er zoeven magneettreinen via rail of zelfs door de lucht, er staan vreemde gebouwen. En windmolens. Heel veel windmolens. Dat laatste is geen science- fiction, dat is echt. Het landschap is de laatste jaren in hoog tempo vergiftigd en dramatisch veranderd door grote witte palen met malende wieken, die je uitzicht permanent verpesten. Op plaatsen waar ik nooit kom of hard langsrij ( Flevoland bijvoorbeeld) heb ik er geen last van. Maar staan ze voor de kust dan krijg ik de kriebels. Onderzoek toont aan dat het toerisme nauwelijks lijdt onder windmolens die op twee en twintig kilometer van de kust staan. Dat is leuk voor die toeristen. Maar hoe zit dat met óns? Waarom wordt er alleen weer gekeken naar de economische impact en niet naar de menselijke? Ik wil geeneens het idéé heben dat er windmolens in mijn oceaan staan. Ik krijg al de zenuwen van het idee. Ga die wind lekker ergens anders vangen. Groningen staat binnenkort leeg. Ik zeg: verhuizen die windhandel. Toch zullen we eraan moeten geloven. Ook op tweeentwintig kilometer afstand. 'Als je iets niet ziet is het toch niet zo erg', hoor ik zuchten. Dat is niet waar. Zie het bonnetje van Teeven. Dat was er ook niet maar de zaak blijkt nu heel erg te zijn. Van de wind waaien we naar het stof: waar rook is, is Ard van der Steur. ICT-medewerkers werden vriendelijk verzocht niet verder te zoeken toen ze het betaalbewijs op het spoor kwamen. Ze mochten niet verder. In het verleden heette dat gewoon een doofpot-affaire. Een stinkende, politiek gemotiveerde streek. Nu loopt iedereen die boter op z'n hoofd heeft gewoon in de zon. Ard van der Steur voorop. Hij moest orde op zaken stellen en zijn rug recht houden. Maar Ard zit vaker op zijn knieen zit dan een fluffer op de filmset van een porno-prent. Ik zou wel weten wat ik Ard voor zijn verjaardag moest geven: een stofjas. Met kniebeschermers.